Traditie
Judoka’s dragen een witte katoenen broek (zubon) en een jas (uwagi) die door een band (obi) bijeen wordt gehouden. Het geheel noemt men een gi. Tijdens wedstrijden van hoog niveau, zoals de Nederlandse Kampioenschappen, draagt de ene judoka een wit pak en de andere judoka een blauw pak. Door dit onderscheid is deze dynamische sport beter te volgen voor het publiek en de scheidsrechters. Meisjes dragen een wit T-shirt onder de uwagi. Judolessen vinden plaats in een dojo en beginnen in seiza (geknielde houding). Ook is het een gewoonte om voordat je de dojo betreed eenmaal te buigen richting de dojo. Ook doe je dat voordat men de dojo verlaat als teken van respect.

Vorderingen
Bij judo geeft de kleur van de band het niveau van de drager aan; een beginner heeft een witte band, waarna geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart volgen.

Voor kinderen en jonge judoka’s tot 12 jaar is er nog een onderverdeling waarbij aan een band een anderskleurige slip kan zitten om aan te geven dat de beoefenaar tussen de gedragen band en de volgende in zit. Tussen de meestergraden (zwarte banden; dangraden) is het onderscheid te zien aan witte of gele streepjes dwars op het uiteinde van de zwarte band. Een hogere dangraadhouder is niet verplicht die streepjes op zijn band te dragen; een vijfde dan mag een ‘kale’ zwarte band dragen.